Origine van het woord "Cortils"
Cortils is in 941 gesticht als een « allodium » hetgeen betekent dat het vrij was van erfleen of anders gezegd, dat het landgoed aan geen enkele schuld onderworpen was.
De naam toen was Curtilia of Curcella, afkomstig van het latijnse woord Curtius hetgeen “binnenhof” betekent. Het spaanse woord voor binnenhof is Cortil en het meervoud Cortils. We kennen tussen Mortier en Cortils de weg “Chemin des Cortils”. Tegelijkertijd met de bouw van de toren (donjon) van Cortils is de kerktoren van Mortier gebouwd, ook als vestigingtoren, als “binnenhof”. De weg Chemin des Cortils was de verbindingsweg tussen de twee donjons, vandaar het meervoud. De drève de Cortil wordt zonder “s” geschreven, dus enkelvoud. De drève de Cortil ging alleen naar deze donjon.
Curcelle duidt dus op een versterkte binnenhof, een burcht, ommuurd en waarbinnen water en tuinen waren en een zware donjon waarin men zich terug kon trekken in gevaarlijke tijden.
Het franse woord “cultures” wordt ook gebruikt voor groentetuinen. In deze regio wordt het woord Cortils ook wel gebruikt voor tuinen, hetgeen kan duiden op ommuurde moestuinen zoals die hier aanwezig zijn.
De middeleeuwen
In 960 is het domein in bezit van de graaf Immon, heer van Luigo.
In 966 schonk deze graaf het aan het bisdom van Aken. De bevestiging van deze schenking is gedaan door keizer Otto I met het charte van 17 jan 966. (archief Aken).
In 972 is het verenigd met de heerlijkheid van Mortier en dit tot het einde van het Ancien Regime in 1794.
In 1016 geeft keizer Henri II het domein aan de abdij van Borcette.
In 1336 geeft de Abdij de Borcette de jacht, de visvangst, de molen (in Chenestre) en de brasserie in pacht aan Gerard de Bombaye.
In 1350 is Conradus de Cortils toegewijd aan Mortier. Hij is de echtgenoot van Catherine de Bombay (dochter van Gerard ?). Deze familie is eigenaar (of heerser ?) geweest tot 1480.
In 1526 spreekt men nog steeds over “la tour de Cortils” (zie Foto).
Het moet opgemerkt dat soms onduidelijk is of de genoemde namen die in de archieven voorkomen gaan over eigenaren, leenheren, pachters of parochiegeestelijken.
Van de periode van 1480 tot 1554 is niet veel bekend.
De Renaissance en de Moderne tijd (1500-1800)
In 1553 is aan de noorzijde van de Toren een trappehuis gebouwd. Deze uitbreiding is nog te zien in de vorm van de kap. Op de plaats van dit vroegere trappehuis zijn nu op drie etages badkamers aangebracht. Op de 4e etage is de spiltrap nog aanwezig. Zie foto spiltrap.
In 1557 werd door het hooggerechtshof van Mortier Cortils afgegeven aan de Spaanse koning Philippe II die geld nodig had en het verkocht aan Jean van Strijthagen.
In 1589 is Jean Walgraef de Cortils, echtgenoot van Catherine de Haveau de eigenaar. In 1590 wordt nog gesproken over de Toren van Cortils. Zijn familie begon in 1610, dus 21 jaar later, aan een belangrijke uitbreiding. Hij liet de zijtoren opbouwen op de middeleeuwse fundaties en de salon en de oude kapel. De werken werden voltooid in 1616. Zie foto toren met jaartal.
In 1652 wordt Ernest de Pallant, heer van My genoemd, echtgenoot van Anne de Walgraef, afstammelinge van Jean de Walgraef.
In 1659 op 16 oktober werd Louis de Nollet eigenaar door een huwelijk (met een van de dochters van Ernest en Anne ?).
Louis de Nollet moet het echter 5 jaar later onder Charles II verkopen.
Kolonel Edouard Fabry wordt op 26 jan 1664 eigenaar voor 26.663 francs. Deze begint meteen te moderniseren in de stijl van de Maaslandse Renaissance van Louis XIII en gaf het kasteel het uiterlijk zoals we het nu kennen. In 1666 voltooide hij deze verbouwing.
Edmond Beckers, zoon van Marie Fabry, erft het domein in 1677 van zijn oom kolonel Fabry op voorwaarde dat hij zijn naam laat wijzigen in Fabri-Beckers. In 1705 accepteerde keizer Joseph I de verandering van de naam.
In 1682 werd Cortils uitgebreid met de lange schuur (zie Foto). De landbouw begon zich te ontwikkelen. Ook de ommuurde moestuin is van deze tijd. Op 13 augustus 1686 kocht Edmond de hoge Heerlijkheid van Mortier van de koning van Spanje voor 1500 pond.
Daarna rond 1700 zijn de symetrische vleugels op het westen gebouwd. Hiervoor zijn ook sloopwerken verricht. Er zijn op de voorhof nog fundaties van muren van 1m dik onder de bestratingen te vinden. Waarschijnlijk heeft hier ook een poortgebouw gestaan. Er bevinden zich hier ook 3 gewelven, samen groter dan 100m². Waarschijnlijk zijn hier de grachten gedempt en het niveauvesrchil is verhoogd door het bouwen van gewelven. In deze vleugels was plaats voorzien voor het koetshuis, paardenstallen en enkele knechtenwoningen en koetsierswoning.
In 1737 werden er 3 gaten geslagen in de tuinmuren en werden hier 3 octogone theekoepeltjes gebouwd, de een iets rijker uitgevoerd dan de ander. De enige plek in België waar 3 theekoepeltjes om een moestuin staan ! (zie Foto’s).
Links van de rechtervleugel op de voorhof heeft nog een ondiep gebouwtje gestaan getuige de bouwsporen op de zolder van het koetsiershuisje; dichtgemetselde gaten van een nok en 2 gordingen.
De boerderij wordt verder uitgebreid met een grote doorrijschuur en de cour van de boerderij wordt gesloten met een poort in 1766 (zie Foto).
In 1777 wordt de voorhof van het kasteel gesloten met een muur en een groot hek tussen 2 enorme natuurstenen pilasters. Op deze pilasters worden de wapens van het leger van Fabry aangebracht. De familie wil laten zien waardoor Fabry groot is geworden !
Negentiende eeuw (1800-1900)
Op de kadasterkaart van 1824 is de Orangerie reeds verwezenlijkt inclusief de uitbreiding aan de courzijde van de boerderij. De gracht is nog aanwezig tot en met de carport.
Voorheen moet hier een bouwwerk hebben gestaan dat meer naar voren geschoven was richting de voorhof van het kasteel getuige de gewelven die tegen de oude kademuur van breuksteen gebouwd waren. Waarschijnlijk was dit gebouw ook van rond 1700. Door de uitbreiding van het kasteel met de huidige keuken van het bordesverblijf moest dit gebouw naar achteren geplaatst wilde men in de keuken een raam maken op het westen met zicht op de voorhof. Deze uitbreiding met een mansarde kap moet dus nog door de familie de Fabribeckers gemaakt zijn meteen na de Franse Revolutie. Om de Orangerie naar achteren te plaatsen moesten de gewelven verlengd met 1 meter hetgeen nog duidelijk is waar te nemen (zie Foto).
In één van de gewelven werd de bakoven (zie Foto) ondergebracht in de resten van een breukstenen toren. Waarschijnlijk vroeger de hoek van de besloten hof. Op de tekening zien we de kademuur duidelijk tot hier doorlopen.
In 1832 wordt een deel van de schuur uit 1682 heropgebouwd volgens moderne economische inzichten met een voedergang en openingen boven de troggen naar de hooizolder. Deze gepassioneerde metselaar heeft ook de nog mooiere gewelven van de eetzaal aangebracht in de plaats van een houten constructie en heeft ook meteen erna een stal gebouwd tegen de tuinmuur aan de westzijde, nu huis nr. 7. Hier stond in een spantbalk het jaartal 1833.
In 1849 werd de stal met de 2 bogen gebouwd in de oosthoek van de boerderij. De andere stal op het oosten moet er al veel eerder gestaan hebben. Deze was gebouwd tot tegen de gracht met recuperatiemateriaal van de ruines van het kasteel. De hoektoren van het kasteel is in 1616 immers weer in baksteen opgetrokken op de breukstenen fundaties.
Deze oude stal heeft rond 1860 een nieuwe voorgevel gekregen in baksteen. De raamversiering met een uitstulpende lijst in baksteen is de mode in deze tijd. De verdiepingsvloer van metalen ribben met bogen ertussen is dan tegelijk aangebracht.
Even voor deze modernisering is in 1853 de herbouw gereed gekomen van de zuidvleugel op de voorhof, nu de winkel met kantoortje. Hier heeft de koetsier gewoond. Zijn naam staat nog ingegrift in de slaapkamerdeur.
Op 1 december 1874 overlijdt Henri-Ghislain de Fabribeckers.
Het domein wordt in 1875 verkocht aan Alexandre Guillaume Lambert de Ponthière – Walthéry.
Op de kadasterkaart van 1891 zien we hun eerste uitbreiding verschijnen aan de westzijde van de noordvleugel, rechts van het poortgebouw van de boerderij. De onderste 2 kalkstenen raam omlijstingen worden hergebruikt en de uitbreiding wordt voor het eerst plat afgedekt met bitumen. Gewelven worden gesloopt en vervangen door moderne vloeren van metalen liggers met bogen.
Twintigste eeuw (1900-2000)
In 1915 zien we dat de gracht gedempt is en het bordes is gebouwd. De 2 vijvers worden samengevoegd tot één met een eilandje met eendenhuis en bruggetje (zie Foto). Geheel in stijl van de engelse tuinarchitectuur wordt er ook een arboretum aangeplant. Tegelijkertijd is er een gebouwtje neergezet op de plaats waar nou het Paviljoen is. Aan de zuidzijde van het koetshuis wordt een koeienstal gebouwd en de uitbreiding aan de westzijde van de boerderij wordt vergroot.
In 1916 brandt de grote schuur uit. Het dak wordt nu met 2m verlaagd, de knik wordt eruit gehaald in verband met moderne spanten die in één keer 13m overspannen.
Ook in de 19e eeuw wordt de kapel uitgebreid aan de westzijde. Een nieuw dak wordt verhoogd en er komen dakkapellen.
Tegelijk met de bouw van het bordes worden er grotere ramen ingebouwd in de toren (zie Foto) en wordt er een deuropening gemaakt naar het bordes vanuit de toren en vanuit de salon.
Tussen de keuken van de begane grond en de schuur wordt er nog tussen 1915 en 1920 een kamer gebouwd waaronder een carport onstaat.
In 1920 wordt het geheel noodgedwongen verkocht. De familie de Ponthière laat nog de eikenlaan omzagen om het hout te verkopen maar het mocht niet baten. De pachters, de familie Liégeois kopen het geheel en verkopen 4 hectaren grond en een boerderijtje maar zien in dat de kosten te hoog zullen zijn.
Ze verkopen het op 23 juli in 1921 aan Georges Dallemagne voor 640.000 francs onder voorwaarde dat zij gepacht kunnen blijven. Deze schenkt het aan zijn 21 jarige zoon Maurice die een pacht contract gaf aan Eugénie Bruwier, toen 40 jaar oud, en haar echtgenoot Auguste Liégeois. Gérard Liégeois, één van de zonen van Auguste en Eugénie ontwikkelde Cortils tot de grootste boerderij van de regio met melkvee.
Maurice Dallemagne laat het geheel restaureren. De daken worden in 1926 gerestaureerd (zie Foto). Maurice heeft een passie voor oude bouwmaterialen en sleept veel weg uit Luik waar ijverig gesloopt en gemoderniseerd wordt.
Hij bouwt aan de noordzijde in 1932 een overdekt terras op 2 romaanse zuilen (zie Foto) van een luikse kerk en voegt een balkon toe aan de 1e verdieping. Op dit overdekt terras brengt hij een toilet onder. Hiervoor sloopt hij een gewelf en vervangt dit door metalen liggers met bogen ertussen. Kort erna voegt hij nog een garage eraan toe met een boog in hardsteen. De luiken van de slaapkamer kunnen nou niet meer dicht en worden verwijderd.
Ook de trap naar de moestuin is van zijn hand. Tijdens de aanleg moest deze weer afgebroken worden en opgeschoven omdat de kapel vanaf de voordeur aan het oog ontrokken werd. De kapel was immers verplaatst naar één van de theekoepels in de tuin waar hij van diverse stukken sloopmateriaal een nieuwe ingang samenstelde.
In 1937 laat Maurice voor Gérard Liégeois een woning maken in de grote schuur van 1766 van één kamer diep met sloopmaterialen uit de rue Saint Gilles te Luik (zie Foto).
Pierre, hun zoon, kwam hier wonen toen hij 6 weken oud was en heeft hier tot zijn pensioen in 2002 gewoond. Zijn neef Albert nam zijn pacht over om zijn paardenpension uit te kunnen breiden.
In 1939 liet Maurice een jagershuisje bouwen in het bos van vakwerk. Dezelfde timmerman maakte ook het overdekte teras op de cour en de konstruktie van het huidige Sequoia atelier. De Wereld Oorlog II was toen reeds begonnen.
Volgens een kadastrale opmeting uit 1945 werd ook de 2e stal tegen de westgevel van de tuinmuur nu nr. 8 gebouwd in de Wereld Oorlog II.
In 1970 verschijnen er in de kadasterplannen drie uitbreidingen voor de landbouw : de stal ter plaatse van het huidige Paviljoen wordt vernieuwd en groter gemaakt, tegen de oostmuur komt naast het theekoepeltje een stal waar de fundaties nog van aanwezig zijn en de stal rechts van de tuinpoort wordt gebouwd. De lagere tuinmuur wordt onderdeel hiervan en is dus daar terplaatse nog aanwezig. De lage tuinmuur aan de wegzijde wordt weggebroken. Hiervan zijn de bouwsporen nog aanwezig.
Op de luchtfoto van 1979 zijn deze 3 bouwwerken zichtbaar. Ook de lagere tuinmuur is nog geheel zichtbaar.
In 1984 wordt met golfplaten en electriciteitspalen een grote hangaar gebouwd achter de schuur.
In 1986 brandt de schuur aan de oostzijde uit.
Op 27 november 1989 worden de gebouwen geclasseerd als ook 16 hectaren rondom.
In 1992 op 92 jarige leeftijd overlijdt Maurice Dallemagne en wordt begraven in een familiegraf in de kerk van Mortier.
20 erfgenamen verkopen het geheel dan in 1997 voor 1 miljoen gulden aan Alexander Rondeltappe die het in een nederlandse stichting onderbrengt ; Rondeltappe – Bernoster – Kemmers. Hij gebruikt de begane grond van het kasteel als buitenhuis. Verder maakt hij op iedere etage een appartement. Ook de tennisbaan laat hij vernieuwen. Hij overlijdt in 2003.
De 76 jarige secretaris van de Stichting huurt een bouwcoördinatiebureau in om de verbouwingswerken verder te begeleiden maar de aannemers waren nog slechts hier om geld te verdienen. De passie was verdwenen, de ergernis werd omgezet in negatieve energie, de vaste bewoners waren hier vooral voor status en werden ook al snel ontevreden en de groeiende negatieve energie zorgde ervoor dat het geheel snel berg af ging (zie Foto).